Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY7665

Datum uitspraak2006-08-30
Datum gepubliceerd2006-09-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersISD 2006\005
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Daarbij dient als beslissingskader te gelden: Er moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt. De beoogde strekking van de maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- is nog van betekenis. Op grond van de persoonlijkheid van betrokkene en de mede in samenhang daarmee moeizaam verlopende uitvoering van de maatregel acht het hof de kans op terugval realistisch. Voorts staat vast dat betrokkene een behandelprogramma wordt aangeboden. Van het niet erg voortvarende verloop van de behandeling van betrokken kan niet worden gezegd dat dit is veroorzaakt door een omstandigheid die (geheel) buiten de macht van betrokkene ligt. Voortzetting van de maatregel wordt noodzakelijk geacht.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM ISD 2006 Beslissing d.d. 30 augustus 2006 De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen [terbeschikkinggestelde], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], thans verblijvende in [verblijfplaats]. Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 3 mei 2006, inhoudende dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt beëindigd met ingang van 8 mei 2006. Overwegingen: Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht zal doen mede op grond van nieuwe stukken, hetgeen de getuige-deskundigen ter terechtzitting hebben verklaard en omdat het tot een andere beslissing komt. De rechtbank Utrecht heeft op 22 april 2004 aan betrokkene de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd. Hierbij is geadviseerd betrokkene te behandelen in de Dubbele Diagnose Kliniek of in een andere behandelsetting. Er is bij betrokkene sprake van een ernstige stagnatie van de persoonlijkheidsontwikkeling en een sterke familiaire belasting met criminaliteit, geweld en afhankelijkheid van alcohol en drugs. De maatregel wordt gefaseerd uitgevoerd. De eerste fase betreft stabilisatie, de tweede fase interventies en de derde fase betreft het voorbereiden en uitvoeren van de extramurale fase. De eerste fase is gebruikt om betrokkene te ontgiften en om structuur te geven. Betrokkene heeft de verstrekte methadon afgebouwd. De thans geïndiceerde interventies verlopen, gelet op de motivatie van betrokkene, moeizaam. Uit de brief van 11 april 2006 omtrent de stand van uitvoering van het plan van de veroordeelde volgt dat de kans op terugval met als reëel gevolg middelengebruik en recidive nog aanwezig wordt geacht. Betrokkene is inmiddels geplaatst op de wachtlijst voor de Dubbeldiagnoseafdeling van de Zwolse Poort te Raalte. Ze wordt uitgenodigd voor een ADHD screening bij de Zwolse Poort. Ook wordt ze uitgenodigd voor een medicijnconsult bij een psychiater verbonden aan de Zwolse Poort. Het wordt van belang geacht dat betrokkene de resterende tijd van de maatregel in een behandelsetting doorbrengt. Er kan op deze wijze volgende de getuige-deskundigen een aanzet tot verandering in levensstijl worden gemaakt. Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Daarbij dient gezien de wettekst en de wetsgeschiedenis als beslissingskader te gelden: Er moet worden vastgesteld of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt. Naar het oordeel van het hof is de beoogde strekking van de maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- nog van betekenis. Op grond van de persoonlijkheid van betrokkene en de mede in samenhang daarmee moeizaam verlopende uitvoering van de maatregel acht het hof de kans op terugval van betrokkene in haar eerdere (delict-)gedrag bij beëindiging van de maatregel realistisch. Voorts staat vast dat betrokkene een behandelprogramma wordt aangeboden. Van het niet erg voortvarende verloop van de behandeling van betrokken kan niet worden gezegd dat dit is veroorzaakt door een omstandigheid die (geheel) buiten de macht van betrokkene ligt. Het hof acht voortzetting van de maatregel noodzakelijk en ziet derhalve geen grond aanwezig om tot beëindiging van de maatregel over te gaan. Beslissing : Het hof: Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 3 mei 2006 met betrekking tot betrokkene [terbeschikkinggestelde]. Ziet geen grond om tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders over te gaan. Aldus gedaan door mr Abbink als voorzitter, mrs Vegter en Van der Herberg als raadsheren, en drs Poll en drs Van Iersel als raden, in tegenwoordigheid van mr Van Ek als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2006. Mr Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.